woensdag 4 oktober 2017

Lachen in de kerk

1

                                                       Lachen in de kerk


Predikanten staan niet direct bekend als pretmakers, de geestelijken zijn zelden
geestig, ze dragen het gewicht van de eeuwigheid mee, en dat strijkt strenge
plooien in het zo sterfelijk bestaan. Er is een tijd om te wenen en een tijd om te
lachen, zei Prediker, en Paulus zegt het hem na: weent met de wenenden, weest
blij met de blijden, maar de predikant kent toch vooral de tijd dat de schapen van
zijn kudde wenen.
‘Een ouderling staat op een zondagmorgen aan het station een hem onbekende
gastpredikant op te wachten. “U bent zeker de dominee”, zegt hij tegen een wat
somber uitziende man. “Nee”, antwoordt de aangesprokene, “ik ben geen
dominee. Maar u hoeft zich niet te verontschuldigen, dat denken de mensen wel
vaker. Ik heb namelijk last van een maagzweer”.
Nu weet de predikant natuurlijk als geen ander van de eindigheid des levens, en is
het misschien daarom dat hij het lachen mijdt, immers, lachen is een gevaarlijke
zaak. Je kunt je krom lachen, slap, ziek, dood, halfdood, je kunt je een ongeluk
lachen, een kriek, je kunt veranderen in een aap, je kunt je een bult lachen, ik
bedoel maar, je kunt wel zeggen: lachen is gezond, maar je kunt er dood aan gaan.
En daarnaast, lachen doe je niet zomaar. Wie de definitie in het woordenboek van
Dale leest, die begrijpt, dat lachen nog een heel gedoe is, hoort u maar:
‘door een vertrekking van de mondhoeken en de onderste delen van het
aangezicht, al of niet vergezeld van een reeks hoorbare ademstoten, een
gewaarwording van vrolijkheid of opgewektheid uitdrukken’.
Lachen, daar komt dus nog heel wat bij kijken. En op commando gaat het niet. “Ga
vanavond naar de clown Grimaldi”, adviseerde de dokter zijn depressieve patiënt.
“Dat gaat moeilijk dokter”, zei de man. “Ik ben Grimaldi”.

2
Nee, op commando gaat het niet, en bovendien, we krijgen het huilen mee, huilen
is het eerste wat we doen als we de veilige moederschoot verlaten, “de smart”,
las ik, “de smart wordt met de mens zelf geboren, maar de geboorte van de lach
is een mysterie op zich”.
Het eerste lachje van de baby, de ouders wachten al maanden, en dan op een dag,
het eerste lachje, een mysterie, dat is het.
Binnen de kerkelijke traditie lijkt dit mysterie gekoesterd te worden, want humor,
geloof en kerk, ze hebben eeuwenlang een moeizame relatie onderhouden.
Geloof, de heilige geloofsovertuiging, en humor, die leeft van relativering, het ging
maar moeilijk samen.
In de Middeleeuwen kon daardoor een discussie ontstaan over de vraag of Jezus
wel gelachen heeft.
Kerkelijke mensen waren serieuze mensen, ernstig, angstig voor hemel en hel, daar
werd niet over gelachen. Het was in mijn geboortejaar, 1954, dat de eerste
glimlach doorbrak ... met het boekje van Ds. Okke Jager De humor van de bijbel.
Later kwamen cabaretiers als Fons Jansen met de “Lachende Kerk’, Wim
Sonneveld met Frater Venantius, weet u ‘t nog, dat 45-toeren plaatje, met dat
fantastische slot: --- . Daar lachten we toen om, dat was de kerkelijke humor.
En het lijkt me niet overdreven te zeggen, dat de humor in dit calvinistische land is
groot geworden door de domineesdochter Annie M.G. Schmidt, die schreef: Lachen
mag van God. Zij, de ‘godmother’ van de glimlach, hoevele generaties tot vandaag
aan toe zal zij niet aan het lachen hebben gekregen met de doldwaze avonturen
van Pluk van de Petteflet, Floddertje en Otje.
Lachen mag van God. Vroomheid en vrolijkheid kunnen samengaan.
Aan de beroemde 19e eeuwse theoloog Fr. Schleiermacher werd gevraagd,
waarom hij als kansel-redenaar altijd volle kerken trok.

3
Zijn antwoord: ‘Er komen vooral studenten, jonge vrouwen en officieren. De
studenten komen omdat ik in de examencie zitting heb. De jonge vrouwen komen
voor de studenten en de officieren voor de jonge vrouwen.’
Lachen mag van God. Alhoewel, met het lachen van Sara had Hij toch wel moeite.
Toen zei God tot Abraham: Waarom lacht Sara en zegt: Zal ik werkelijk baren,
terwijl ik oud geworden ben? Zou voor Mij, de Here, iets te wonderlijk zijn? Ik heb
niet gelachen, zegt Sara dan. Nee, zegt God, je hebt wel gelachen (Genesis 18,9-15).
Het is een lachen van ongeloof. Dan wordt in hun hoge ouderdom een zoon
geboren, Isaäk, wat betekent: men lacht, en kan Sara lachen als nooit tevoren, wie
had dat kunnen denken? Geen mens.
Het is God die schept tegen de onvruchtbaarheid in, tegen alle menselijke logica in,
het is God die de zaken op de kop zet.
Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen (Psalm 2,4), God die lacht, hij
spot met hen die in onvruchtbaarheid geen toekomst meer zien, hij lacht om
macht-hebbers, keizers, koningen, admiraal, al wat hoog staat aangeschreven, de
hoogvliegers, de slimmerikken, de haantjes de voorsten, zij worden de laatsten, en
de eenvoudigen, de minste der mensen, niet in tel, gezien en gehoord, zij mogen
vooraan in de feestzaal, zij die altijd achterop kwamen, zij worden de eersten, dat
is goddelijke humor, daarin hoor je het lachen van God.
Het is de taal van de Psalmen, van Psalm 126, waar God het tij weet te keren, het
lijkt wel een droom, naar de mens nooit-gedacht, door God wel bedacht, het is de
taal van het Magnificat van Maria: Hij heeft machtigen van de troon gestort en
eenvoudigen verhoogd, ... (Lukas 1,52), dat is humor, dat is deze wereld
omgekeerd, da’s pas lachen.
Van de vroege avond tot de late morgen, want de mens gaat zijn weg, bijbels
gesproken, van het donker naar het licht, Toen was het avond geweest en was het
morgen geweest: de eerste dag, lezen we al op de eerste bladzijde van de bijbel,

4
daar staat onze tijd, ons leven, al op z’n kop, het gaat anders dan je denkt, hoe
donker ook, hoe droevig, wanhopig, doel en zin verloren, je bent op weg naar het
licht van de morgen.
En dat vinden we terug op de laatste bladzijde van de bijbel, als het visioen van
Openbaring als toppunt van zaligheid God ziet wonen tussen de mensen, en Hij
iedere traan van hun ogen zal afwissen. Dan breekt de lach van de eerste
scheppingsdag definitief door, dan zal er geen dood meer zijn, noch rouw, noch
geklaag, dan zullen wij opstaan, en lachen en juichen en leven.
Gemeente, humor leeft bij de levenskunst van het relativeren, wat niet alleen
betekent, dat je van iets de betrekkelijkheid inziet, maar ook heel letterlijk: in
relatie brengen tot. De humor en de lach vragen een zekere distantie, een milde
vorm van zelfspot kan geen kwaad, kan je behoeden voor de dodelijke ernst, je
mag ook best eens om jezelf lachen, dat kleine mensje dat zo ontzettend druk en
gewichtig loopt te doen, distantie.
Een man dreigde van de brug te springen. Een priester ging naar hem toe. De man
sprong niet. Zij spraken met elkaar. Eén minuut. Vijf minuten. Tien minuten. Toen
sprongen beiden van de brug.
Distantie blijft geboden, relativeren ook, je leven in relatie brengen tot het
evangelie, wat immers letterlijk betekent: een goede, een blijde boodschap.
Het christelijk geloof is van huis uit een vrolijke godsdienst! Ik weet het, je zou ‘t
niet altijd zeggen, maar ‘t is toch echt zo.
Een godsdienst vol met verhalen die mensen willen opvrolijken in het inderdaad
vaak zo moeitevolle, eindige bestaan, die ons in relatie willen brengen tot die God
die ons in het leven heeft geroepen en ons in de dood zal vasthouden.
Dat is de lach van Paasmorgen: Christus is opgewekt! Waarom ben jij het dan niet?

5
In de kerk hebben wij waarachtig wat te vieren, wij hebben onze zon- en
feestdagen, wij gaan van feest tot feest, want van huis uit een vrolijke godsdienst,
met de gevierde mens in wie God een welbehagen heeft.
Mensen die leven van de ‘gein’, het hebreeuwse woord voor genade, gein, humor
als genadegave.
Genadeloze mensen kennen geen humor, ooit een terrorist zien lachen?, nee!
De lach bevrijdt, ontspringt aan de genade er te mogen zijn, samen met anderen,
op deze zo goed bedoelde wereld, de dagen van ons leven, tot eens God zal zijn
alles in allen en wij zullen lachen en juichen en leven.
Tot slot nog een anekdote. Een vrouw vraagt aan Karl Barth, een groot en
beroemd theoloog in de vorige eeuw, of wij in het hiernamaals onze geliefden
zullen weerzien. “Jazeker, mevrouw. Trouwens, niet alleen uw geliefden, … die
anderen ook.”

Piet van Reenen
Muiderberg
26 april 2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten